Bij het maken van een foto draait het allemaal om licht. Hoe meer licht er is, zoals op een zonnige dag, hoe sneller je sluitertijd kan zijn. Met andere woorden; je sluiter hoeft minder lang licht door te laten om een goed belichtte foto te krijgen.
Wat is een sluiter?
Om bovenstaande volledig te begrijpen zal ik eerst uitleggen wat een sluiter is en wat een sluiter doet.
Een sluiter zit als een soort gordijn tussen de lens en de sensor. Doe je het gordijn open komt er licht naar binnen, doe je hem dicht, dan is het weer donker in de kamer. Hoe verder je het gordijn open doet hoe meer licht er binnenkomt. Een gordijn op een kiertje brengt nooit zoveel licht binnen als een volledig geopend gordijn.
Een sluiter doet niet veel anders.
Maar wat is sluitertijd?
Sluitertijd is de tijd die je sluiter open staat, waardoor er licht naar binnen valt.
- Een kortere sluitertijd zorgt voor minder licht op de sensor en dus een donkerdere foto.
- Een langere sluitertijd zorgt voor meer licht op de sensor en dus een lichtere foto.
Onderstaand filmpje legt in het kort uit hoe de sluiter in de camera werkt.
De juiste sluitertijd?
Het is dus zaak dat je de juiste sluitertijd weet te vinden om je foto correct te belichten.
Even een praktijkvoorbeeld:
Stel, het begint al een beetje donker te worden en je hebt de juiste sluitertijd gevonden om een goed belichte foto te krijgen. Het kan dan zomaar gebeuren dat je model of onderwerp bewogen op de foto staat. Dat noemen we bewegingsonscherpte. Meer informatie daarover en hoe je dat kan oplossen vind je hier.
Hoe vind je de juiste sluitertijd?
De sluitertijd is afhankelijk van een aantal factoren.
Hoe licht is de omgeving waar je bent. Overdag is het binnen is het vaak donkerder dan buiten en met de zonsondergang (dit noemen ze ook wel het blauwe uur) heb je meer licht dan wanneer de zon onder is.
Er zijn verschillende manieren om er achter te komen wat de juiste sluitertijd is.
- uitproberen
- sluitertijd voorkeurinstelling
- diafragma voorkeurinstelling
- lichtmeter gebruiken
Je moet echter altijd zelf blijven nadenken wat jij wilt in welke situatie.
[info]
Case:
Je bent gezellig met familie in een knus restaurantje. Om deze herinnering vast te leggen heb jij je camera bij je. In de meeste restaurants creëren ze een gezellig sfeertje door het licht te dimmen en de kaarsen aan te steken. Dit is echter te weinig licht voor jou om een goed belichtte foto te krijgen, zonder je sluitertijd zodanig te vertragen dat je last krijgt van bewegingsonscherpte en iedereen er als een geest op staat.[/info]
Uitproberen:
Stap 1: Je gaat op zoek naar de minimale sluitertijd, waardoor iedereen er zonder bewegingsonscherpte op komt te staan.
Stap 2: Om toch een goed belichtte foto te krijgen zal dus je diafragma en tot slot de ISO waarden moeten aanpassen. Dit (diafragma, sluitertijd en ISO waarde) noemen ze ook wel de belichtingsdriehoek.
Stap 3: Wellicht zorg je voor wat extra licht door je flitser te gebruiken.
Sluitertijd voorkeursinstelling:
Bijna alle camera’s hebben een instelling waarbij jij kan opgeven wat de sluitertijd moet zijn. Bij Canon wordt deze stand aangeduid met TV; bij Nikon is het S. De camera berekend dan wat het diafragma moet zijn en welke ISO waarden er nodig zijn voor een goede belichting.
Deze instelling gebruik je wanneer je controle wilt houden op de sluitertijd. De sluitertijd bepaal je aan de hand van het onderwerp en de hoeveelheid licht die aanwezig is.
- iets wat stil staat kan je langer belichten, dus kan de sluitertijd ook langer zijn.
- bij een onderwerp dat langzaam beweegt kan je een iets langere sluitertijd gebruiken om te bevriezen (geen bewegingsonscherpte).
- een onderwerp dat heel snel beweegt heeft een hele korte sluitertijd nodig om deze te bevriezen.
Diafragma voorkeurinstelling:
Net als de sluitertijd voorkeurinstelling hebben camera’s ook de mogelijkheid om het diafragma te bepalen. De camera berekent dan welke sluitertijd en ISO waarde nodig zijn voor een goed belichtte foto.
Deze instelling gebruik je wanneer je controle wilt houden op de scherpte diepte van het onderwerp. Meer informatie over diafragma en scherpte diepte vind je hier.
Flitser
In sommige situaties kan je de flitser gebruiken om extra licht toe te voegen. De ingebouwde flitser op je camera heeft maar een bereik van 2 tot 3 meter. Een opzetflitser heeft een bereik van 5 tot 10 meter. Dit hangt af van de kwaliteit van de flitser.
Met de flits kan je het onderwerp op je foto extra belichten en daardoor bevriezen, maar het kan er ook voor zorgen dat het onderwerp helemaal bleek wordt. Dan is er teveel flitslicht gebruikt.
De flitser kan de sfeer op een foto flink verpesten. Gebruik flitslicht daarom spaarzaam of probeer de hoeveelheid flitslicht te beperken door gebruik te maken van een diffuser (zie foto). Bij de meeste reportage flitsers kan de flitskop worden afgebogen om meer controle te houden over de hoeveelheid licht.
Goed omgaan met de flitser is best lastig en vraag heel wat oefening. Hier zijn speciale cursussen voor en zullen ook regelmatig terugkomen op deze website.
Lichtmeter:
In de camera zit een lichtmeter die je waardevolle informatie kan geven over de sluitertijd. Zet je camera op volledig automatisch of op diafragma voorkeursinstelling. De camera laat dan aan de hand van zijn berekeningen zien wat volgens hem de beste instelling is. Als je deze klakkeloos overneemt had je net zo goed de camera op de A stand kunnen laten staan. Gebruik de informatie dus om jouw instellingen in de Manuele stand (aangeduid met een M) te perfectioneren. Door dat te doen zal je steeds meer een eigen stijl gaan creëren die mensen kunnen gaan herkennen en waardoor jij je kan gaan onderscheiden van de fotografen die de A stand (meestal groen gekleurd) blijven gebruiken.
Er zijn natuurlijk ook professionele externe lichtmeters op de markt. Deze zijn erg kostbaar en zijn vooral als beginnend fotograaf nog niet nodig. Probeer eerst maar de belichtingsdriehoek onder de knie te krijgen, zodat je die uiteindelijk blindelings en intuïtief kunt gaan toepassen.
[info]
Tot slot
Bij een ideaal belicht onderwerp kan je uitgaan van de volgende berekening.
Je minimale sluitertijd is gelijk aan 2x je brandpuntsafstand.
Dat wil zeggen dat je bij gebruik van een:
- 50 mm lens je minimale sluitertijd 1/100 is
- 100 mm lens je minimale sluitertijd 1/200 is
- 200 mm lens je minimale sluitertijd 1/400 is
- Enz.
[/info]